Voeding en gezondheid
Het lijkt vreemd dat mensen
die er alles aan doen om echt gezond te eten en te leven, desondanks allerlei
kwalen ontwikkelen. Zelfs het slikken van supplementen met vitaminen
en mineralen lijkt niet altijd voldoende te werken. Ook vitamine C wordt ruim gebruikt, maar desondanks lijkt het allemaal weinig of niets te helpen. Hoe kan dat?
Er zijn behalve de ‘juiste’
genen vijf pijlers waar onze gezondheid op berust, namelijk:
- een gezonde slaap,
- een gezonde ademhaling,
- het gezond eten en drinken,
- een gezond sociaal leven en daarbij juist met stress en emoties omgaan en
- het gezond bewegen.
Niet elk onderdeel wordt in
deze blog besproken, maar wel in het kort wat 'gezond' of beter 'het
juiste' voedsel betekent. Daarna komt meer uitgebreid het uiterst grote belang
van een goede conditie van onze celmembranen aan bod om gezond te kunnen worden
en te blijven en natuurlijk vooral ook hoe de conditie van de celmembranen te herstellen.
Gezond voedsel of het
juiste voedsel?
Het juiste voedsel en gezond
voedsel zijn twee verschillende grootheden. Terwijl voor iedereen het juiste
voedsel van groot belang is, is ‘dat juiste voedsel’ niet voor iedereen gezond.
Gezond voedsel?
Gezond voedsel is op zichzelf een
vreemde definitie, want wat gezond is voor de een, kan uiterst ongezond zijn
voor de ander.
- Pinda’s zijn voor velen een goede manier om samen met graanproducten aan de zo noodzakelijke, volledige eiwitten te kunnen komen, alle essentiële aminozuren zijn in deze combinatie vertegenwoordigd en het zit boordevol andere belangrijke nutriënten.Toch, wanneer er niet adequaat en acuut wordt ingegrepen, zal iemand met een pinda-allergie hieraan kunnen komen te overlijden.
- Een ander minder ingrijpend voorbeeld: Het veel geroemde spinazie kan weliswaar voor velen een gezonde groente zijn, maar iemand die herstellende is van een botbreuk kan daar beter even van afblijven.
Allergie, voedselgevoeligheid,
intoleranties en in hoeverre het door onze genen bepaald enzymsysteem functioneert,
kunnen een grote rol spelen in welk voedsel gezond of juist ongezond is voor iemand; maar
dus ook hoe de lichamelijke en/of geestelijke conditie is van iemand. Het zogenaamde
DNA-dieet
lijkt dan ook de toekomst te hebben.
De juiste brandstof
Om het metafoor 'de auto' te gebruiken
die sommige huisartsen in het grijze verleden ook al toepaste om het lichamelijk functioneren eenvoudig uit te leggen:
Een auto rijdt op brandstof,
net als de mens op brandstof ‘loopt’. De brandstof kan per soort auto
anders zijn, de ene wagen rijdt op benzine, de andere op diesel. Die twee brandstofsoorten
mogen nooit met elkaar verwisseld worden, anders gaat de motor stuk. Er bestaan echter ook verschillende
soorten benzine en voor het juist functioneren en het behoud van de gezondheid van
de motor is het verstandig de voorgeschreven brandstof met het juiste octaangehalte
en smering te gebruiken. Daarnaast heb je ook auto’s die op gas (LPG of
waterstof ) en op een benzinesoort rijden. Weer een andere wagen rijdt
uitsluitend op elektrisch of is een hybride en rijdt elektrisch ook op een bepaald soort benzine.
Geloof het of niet, dit klinkt
misschien al zeer gevarieerd, maar bij de mens is het nog heel veel meer
complex, omdat wij niet alleen de juiste brandstof nodig hebben, maar ook de
verschillende voedingsnutriënten in de juiste verhoudingen, waarvan er nogal wat essentieel zijn.
Menselijke motor
Als er een nieuw mensje geboren wordt, is deze ketogeen, wat wil
zeggen dat de baby vooral uit de vetten van de moedermelk de energie haalt en het lichaamssysteem daardoor ketonen als brandstof gebruikt. Later wordt dit door onze manier van eten
omgezet in een koolhydraten motor, dat wordt letterlijk met de paplepel ingegeven.
Lang niet iedere mens is gebaat bij
de koolhydratenmotor die op glucose draait. Velen zouden een groter voordeel
hebben bij een ketonendieet. Echter, net als bij de diesel- en benzinemotor, zo'n motor draait
slechts op één soort brandstof, dus het is óf glucose, óf ketonen. Zodra er
iets te veel koolhydraten gebruikt wordt, verandert de energievoorziening in
een glucose motor en wordt het vet die de ketonen zou moeten leveren, opgeslagen als vet.
Een glucose-motor kan bij
verkeerd gebruik of bij de ‘verkeerde’ personen door verhoogde bloedsuikerspiegels voor problemen zorgen, denk aan
diabetes, het metabool syndroom, maar ook aan kanker, de ziekte van Alzheimer
en nog veel andere aandoeningen meer.
Kijk we naar diabetes, dan is het belangrijk
te weten om wat voor soort diabetes het handelt en waar voornamelijk de
insulineresistentie bestaat die voor de (vaak systemisch, maar soms plaatselijk) verhoogde bloedsuikerspiegel zorgt.
Diabetes 2 is altijd gekoppeld aan insulineresistentie die leidt tot verhoogde bloedsuikerwaarden en verhoogde hoeveelheid suiker in de urine.
Drie hoofdlocaties van de insulineresistentie zijn de
alvleesklier (pancreas), de lever en de skeletspieren:
- Is dat in de pancreas, dan is het goed mogelijk dat er ook onvoldoende insuline wordt geproduceerd, maar ook dat een koolhydraatrestrictie-dieet kan helpen om de diabetes te stabiliseren en soms zelfs de condities te verbeteren en de insulinebehoefte daalt. Een goed gemonitorde ketonendieet kan bij een enkeling misschien wat helpen, maar de kans op een insult wordt dan wel vergroot (niet op eigen initiatief doen dus).
- Is de insulineresistentie in de skeletspieren, dan zal een koolhydraatrestrictie of een ketonendieet en extra beweging de diabetes controleerbaar kunnen maken, zelfs omkeren, maar de aanleg voor diabetes blijft natuurlijk bestaan.
- Is sprake van een insulineresistentie ter hoogte van de lever dan kan dit zelfs gepaard gaan met leververvetting. Een ketonen (vet) dieet is hier duidelijk contraproductief. Koolhydraten, maar dan goed gebalanceerd en niet boven de GI 50 is dan geïndiceerd.
U begrijpt dat het zelden voorkomt dat iemand slechts aan één van bovengenoemde subtype van insulineresistentie lijdt, meestal
is het een combinatie en ook nog variabel in gradatie. Dit maakt het dikwijls moeilijk om het
juiste dieet samen te stellen. De kreet: 'Koolhydraat-arm dieet' is lang niet voor iedere diabeet een goed advies.
Toch kan herstel van de celmembranen uitkomst
bieden, daarover verderop meer.
Ergo, het juiste voedsel voor
iemand is individueel bepaald en bestaat uit de juiste brandstof en uit alle voedingsnutriënten
in de juiste verhoudingen, dan is het voor die persoon ook gezond voedsel.
Er is meer dan ‘brood’
alleen
Iedereen begrijpt dat
gezondheid voor een groot deel afhangt van hoe iemand leeft en eet. Iemand die
vooral binnenshuis leeft en alleen maar zit en ligt, zal het moeilijk hebben om
gezond te blijven of te worden. De spijsvertering zal moeizamer gaan verlopen,
maar ook de uitscheiding van afgewerkt voedsel zal moeizaam gaan als gevolg van constipatie. Hierdoor blijven
afvalstoffen langer in de darm en kunnen toxinen uiteindelijk via de darm in het bloed worden opgenomen en de oorzaak vormen van allerlei aandoeningen. Een inert
leven zal ook leiden tot een minder goede slaapkwaliteit, terwijl dat juist voor
de gezondheid zo uiterst belangrijk is.
Beweging en ademhaling, waardoor aanvoer van zuurstof
en afvoer van kooldioxide zijn naast voeding levensbelangrijk. De bloedsomloop
wordt door de beweging op gang gehouden en bij extra inspanningen zal die doorstroming
sterker worden en dieper in alle weefsels komen. Hierdoor kunnen de voedselnutriënten, de brandstof en het zuurstof
alle cellen bereiken en kunnen ook al de afvalstoffen vanuit de lichaamscellen weer mee retour worden genomen en uitgescheiden.
Lichaamscellen
Voor het goede begrip is het
belangrijk te begrijpen dat ons lichaam bestaat uit allerlei lichaamsweefsels,
die zijn opgebouwd uit zeer gespecialiseerde lichaamscellen en tezamen vormen ze
ons lichaamssysteem. Elke gespecialiseerde cel heeft daarin zijn eigen functie.
Energie, hormonen, neuro-endocriene
hormonen, cytokinen, neurotransmitters, enzymen, ons afweer- en immuunsysteem,
ons zenuwstelsel met signaaloverdracht, alles wordt via gespecialiseerde cellen
geproduceerd en alleen door samenwerken is het mogelijk dat ons lichaam goed functioneert.
Zonder enige uitzondering zijn alle cellen voor hun functioneren onder andere afhankelijk
van nutriënten, zoals brandstof, vetten, mineralen, spoorelementen, vitaminen
en aminozuren. Deze nutriënten komen uit onze voeding en worden daarom
voedingsnutriënten genoemd. Het juiste, gezonde voedsel lijkt dan ook het meest
voor de hand liggend om gezond te zijn of te worden.
De voedingsnutriënten komen via de darmcellen in het bloed en vervolgens in de lichaamscellen. Toch bereiken de
voedingsnutriënten die in het verteerde voedsel zitten, lang niet altijd de inhoud van de darm- en andere lichaamscellen, het zogenaamde celplasma. Hierdoor kunnen ze ook niet gebruikt worden en bijgevolg worden ze weer naar buiten toe afgevoerd.
Om het celplasma te kunnen bereiken zullen de nutriënten en het zuurstof
namelijk eerst ook nog een barrière moeten nemen, het celmembraan.
Het celmembraan
Alle cellen zijn omgeven door
een membraan, maar ook de organellen en de celkern met het chromosoom zijn
met een membraan omgeven. Het celmembraan is niet zo maar een velletje, het is een vrij complexe laag. Het beschermt de
binnenkant van de cel en haar celorganellen (uiterst gecompliceerde apparaatjes
met uiteenlopende functies) en de celkern met ons chromosoom tegen onwenselijke invloeden van buitenaf.
Het celmembraan bevat
poortjes en receptoren die de poortjes open en dicht kunnen maken. Zo kunnen er
geen ongewenste stoffen, maar wel de gewenste stoffen (nutriënten, zuurstof,
brandstof als ketonen of glucose) nauwkeurig gedoceerd binnenkomen.
➤ Alle nutriënten moeten dus eerst
het celmembraan passeren om de cel binnen te kunnen komen. Daarna moeten de
nutriënten ook nog eens vanuit het celplasma de membranen rondom de
celorganellen en de celkern kunnen passeren.
Het celmembraan bestaat voornamelijk
uit vetten in de vorm van verschillende oliesoorten, vetzuren of lipiden
genaamd, zoals fosfolipiden die onder andere uit omega 3 en omega 6 bestaan, sfingolipide, maar ook
cholesterol. De samenstelling van het membraan is onder andere bepalend voor de
doorlaatbaarheid voor zuurstof en de nutriënten. Een verkeerde samenstelling
bemoeilijkt de doorgifte van deze stoffen. Het is bekend dat vooral transvetzuren het celmembraan minder elastisch maakt en minder doorlaatbaar.
Natte buitenkant van de cel
Natte binnenzijde van de cel
Een celmembraan bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden, waarbij de hydrofobe (waterafstotende) staarten naar elkaar toe liggen, wijzend naar het midden van het membraan, zodat de hydrofiele (waterminnende) koppen naar buiten wijzen en zo oppervlaktelagen vormen.
Een fosfolipide is een vet dat bestaat uit twee vetzuurstaarten, waarvan eentje een onverzadigd vetzuur is, zoals omega 3 of een omega 6 (de staart met een knik). Deze twee vetzuurstaarten worden bijeen gehouden door een glycerolmolecuul met daaraan een fosforgroep en een stikstofbevattende alcoholgroep. De fosfaatgroep bevat aanhechtingsplaatsen voor kleine moleculen als onder andere serine en choline.
Dr. Otto Warburg
ontving een Nobelprijs voor de ontdekking dat zuurstoftekort in kankercellen karakteristiek
was voor kankercellen, kennelijk veroorzaakt door een gestagneerde of
onvolkomen celademhaling. Wanneer een lichaamscel minder dan 35% zuurstof ontvangt,
gaat deze over in de zogenaamde anaerobe ademhaling en dit is ook
karakteristiek bij kankercellen.
Dr. Johanna Budwig zat in zijn
onderzoeksteam en zij ging verder met experimenteren. Zij ontdekte dat onverzadigde vetzuren (omega 3 en omega 6 e.a.) in het celmembraan verantwoordelijk zijn voor de celademhaling. Ook ontdekte
zij dat vetzuren wateroplosbaar worden in combinatie met zwavelhoudende
aminozuren (eiwitten met cysteïne en/of methionine). Na deze ontdekking is zij
gelijk begonnen met het ontwikkelen van een dieet en voedingsvoorschriften om
kanker te genezen. Dit resulteerde in een olie/eiwitpapje bekend als het intussen wereldberoemde ‘budwig-papje’.
Dit wordt ingezet bij kankerpatiënten, maar er werd intussen ook nog iets
anders vastgesteld, het versterkt het immuunsysteem, het is ontstekingsremmend,
pijnstillend en anti-allergisch. Hoe kan dit?
Niet alleen de
celademhaling
Het celmembraan is bij heel
veel mensen van minder goede tot zeer slechte kwaliteit. Hierdoor zal niet alleen de
celademhaling bemoeilijkt worden, maar ook de doorvoer van de nutriënten en de
afvoer van de toxische afvalstoffen. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de
vitamine C status bij de mens die het Westerse dieet volgt van geraffineerde
koolhydraten, veel zetmeelproducten en veel toegevoegde suikers en hoe moeilijk
het is om deze blijvend weer op peil te brengen. Ondanks suppletie en vitamine C-rijk voedsel blijft men bevattelijk voor de griep, verkoudheden en andere aandoeningen zoals hart en vaatziekten, astma, bronchitis, artritis en bijvoorbeeld reumatische aandoeningen, alle gerelateerd aan een vitamine C tekort.
Vitamine C zou gebruikmaken
van dezelfde insuline-gemedieerde poortjes in het celmembraan als glucose
(GLUT1). Het proces dat glucose en het gereduceerde vitamine C door de celmembranen
heen brengt, heet ‘door insuline gemedieerde opname’.
Volgens onder andere Dr.
John T. A. Ely komt dat, omdat planten en zoogdieren die wel zelf vitamine
C kunnen aanmaken dit doen uit glucose (mensen bevatten nog wel de genen, maar die komen niet meer tot expressie). Hierdoor is bij zoogdieren zoals ook bij mensen de doorgifte
van vitamine C niet alleen afhankelijk van insuline, maar ook van lage
bloedsuikerspiegels. Bij een verhoogde bloedsuikerspiegel zou er als gevolg van
de competitie tussen vitamine C en de glucose minder
vitamine C kunnen worden opgenomen (glucose heeft de voorkeur). Dit is onder andere vastgesteld bij
leukocyten: Witte bloedcellen hebben heel veel meer insulinepompen (GUT1) dan de ander lichaamscellen en ze kunnen
wel 20 keer zoveel vitamine C bevatten als gewone cellen.
In normale humane leukocyten worden
de intracellulaire niveaus van het vitamine C gehandhaafd via een insuline
gemedieerd actief transportsysteem op bijna 50 keer meer dan de omliggende
serumwaarden. Uiteraard gaat dit voor alle lichaamscellen op, maar is het
duidelijkst bij leukocyten, omdat deze cellen verhoudingsgewijs veel meer vitamine C nodig hebben en op voorraad houden.
Restauratie van het
celmembraan.
Herstel zal rigoureus moeten worden aangepakt door middel van het veranderen van het dieet. Totdat de bloedsuikerwaarden zich min of meer
hebben gestabiliseerd tot een gemiddeld niveau moeten alle bewerkte vetten en
oliën uit het dieet worden verwijderd.
Voor iemand die volgens het Westerse eetmodel leeft, kan dit nogal ingrijpend zijn. Producten 'met toegevoegde linolzuur, of met linoleenzuur', 'met omega 6, of met omega 3', 'Dit is gebakken in zonnebloemolie', maar ook allerlei producten uit de voedsel industrie en door anderen bereid voedsel. Dus brood, koek, taart, pizza's, chips en andere snacks, frites bij de frietenbakker, net als de snacks en nog veel meer voedselproducten worden gemaakt en gebakken met bewerkte oliën. Voor de houdbaarheid en bijvoorbeeld stevigheid in het product worden de oliën op de een of andere manier bewerkt en jammer voor ons, deze bewerkte en moleculair veranderde oliën worden klaarblijkelijk nog veel gemakkelijker in de celmembranen opgenomen dan de onbewerkte, biologische oliën. Ook in de eigen keuken is het uitkijken geblazen. Zelf broodbakken zonder olie of boter zal niet lukken, voor het brood moeten alternatieve worden gezocht, zoals plat brood (naan, pizzabroodjes, matzes, e.d.).
Feitelijk behoort in die periode gewoon alle oliën en vetten uit het voedsel geschrapt te worden, alleen de oliën die als supplement gebruikt worden mogen worden ingenomen.
Slechts hoog-gedoseerde, essentiële Omega-3-(linoleen)
vetzuren zijn tijdens de herstelperiode toegestaan (bijvoorbeeld met krill-olie, biologische lijnzaadolie
(Budwigpapje), biologische visolie) en de essentiële omega 6 (linol) vetzuren (bijvoorbeeld biologische
zonnebloemolie, biologische pompoenpitolie).
Aangezien de verhouding tussen
omega 3 en omega 6 idealiter tussen de 1:1 en 1:4 (afhankelijk van individuele
omstandigheden) zou moeten liggen, is ook
biologische hennepzaadolie (1 :3) toegestaan.
Biologische zonnebloemolie en biologische hennepzaadolie,
maar ook biologische pompoenpitolie kunnen bijvoorbeeld wel in een dressing voor een salade worden gebruikt.
➤ Belangrijk:
Geen van deze oliën mag worden verwarmd, laat staan verhit,
ze mogen bij de winning ook niet warm worden geperst.
Alle andere vetten en oliën worden
vermeden. Grillen van vlees, kip en vis, maar ook groenten is toegestaan, maar
roerbakken in boter, olijfolie, kokosvet, ghee of een andere vorm van vet (dus
ook braadboter!) is niet toegestaan. Bakken met wat water gaat prima in een geëmailleerde
pan en het is maar tijdelijk natuurlijk.
Naarmate de bloedsuikerspiegel goed begint te dalen en te stabiliseren,
worden er langzamerhand wat gezonde, natuurlijke vetten en oliën aan het dieet
toegevoegd. Denk dan aan vet om in te bakken, zoals olijfolie, boter, ghee,
kokosolie. Geen hoge temperaturen en het vet of olie altijd maar eenmaal gebruiken,
bijvoorbeeld roerbakken.
Wees in het begin zuinig en afhankelijk van iemands
conditie en omstandigheden kan er geleidelijk wat meer vet gebruikt worden,
zolang de bloedsuikerwaarden maar blijven dalen tot het normale niveau.
Nutriënten status
Na verloop van tijd zullen de celmembranen zich steeds
verder hebben hersteld en zal de nutriëntenstatus steeds verder verbeter, zoals
dus ook de vitamine C status in de immuuncellen. Dit zal tot gevolg hebben dat
het immuunsysteem steeds beter zal kunnen functioneren en daaraan gerelateerde
aandoeningen steeds minder vaak zullen voorkomen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Tja, enige censuur is helaas noodzakelijk om schelden, discriminatie en allerlei ongewenste reacties te voorkomen. Om die reden wordt de inhoud van een reactie eerst gelezen en pas na goedkeuring door de moderator geplaatst..